samaritaan

Preek oecumenische dienst 21 januari 2024

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vandaag zijn we hier bij elkaar aan het begin van de week van gebed voor de eenheid. Ik vind dat een mooie traditie en ik ben blij dat we daar dit jaar weer mee verder gaan. Welkom dus allemaal, in het bijzonder u als katholieke broeders en zusters uit de Augustinusparochie. En ook u thuis, of waar dan ook verbonden. Ik hoop dat deze dienst ons helpt om te groeien in die eenheid, en in de liefde voor God en voor elkaar, wat het thema is van de week van gebed voor de eenheid dit jaar.

Heb God lief en je naaste als jezelf, dat is dus ook het thema van deze oecumenische viering. We hebben uit het Lucasevangelie dat gesprek gelezen tussen Jezus en die wetgeleerde. Wat moet ik doen, hoe moet ik leven? En dat is een zaak van leven en dood, om de openingszin erbij te halen: wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?, vraagt de wetgeleerde. Er staat hier iets op het spel.
Ja, er staat ook echt iets op het spel. Niet alleen voor ons hier, maar voor heel de samenleving. Vorige week las ik een interview met legerpredikant Teun de Ridder, ik moet zeggen voormalig legerpredikant, want het was een interview bij zijn afscheid. Hij vertelt in dat interview dat hij geschrokken was van wat hij had gezien in zijn werk in het leger. Niet van het ongeloof; de vragen van mensen zijn buiten de kerk hetzelfde als in de kerk, zegt hij, en dat is ook mijn ervaring, misschien ook wel die van jou, dat hoewel je in de kerk zit je alle vragen van het ongeloof ook in je eigen hart tegenkomt.
Niet daarvan was hij geschrokken, maar van de erosie van het christelijke beschavingslaagje bij mensen die buiten de invloedssfeer van kerk en geloof zijn opgegroeid. Woorden als solidariteit, rechtvaardigheid, barmhartigheid, zegt hij, hebben geen enkele betekenis meer voor mensen, behalve voor de kleine minderheid die toevallig nog op een christelijke school gezeten heeft. Die wilden nog wel eens iets noemen, als je vroeg: wat hoop je te bereiken met je werk hier, als ‘ik hoop bij te dragen aan een wereld van vrede’. Of, iets anders waar hij over vertelde, over het oorlogsrecht, hoe ga je zelf in oorlog om met je vijand, dat je daar niet je driften op botviert, dat soldaten dan zeiden: als het menens wordt, ga ik me daar echt niet aan houden. Ik ga daar een beetje beschaafd blijven terwijl de tegenstander vecht als een beest.

Heb God lief en je naaste als jezelf, zegt Jezus. Er staat iets op het spel, dit is een zaak van leven en dood, luister maar naar die legerpredikant. Dan kan je je voorstellen wat voor barbarij er los zou kunnen breken als we dit vergeten. Dit is een zaak van leven of dood, en dat is het evengoed voor onszelf.

Ik ga dat niet zwaarder maken dan het is, maar het is wel het frame waar Jezus en die wetgeleerde allebei van doordrongen zijn. Ik geloof geen moment dat Jezus dan bedoelt dat als je ergens van dit spoor afgeweken bent dat je dan hopeloos verloren bent, maar laten we wel wezen: het goede leven is meer dan een hobbyprojectje. Dat begrepen Jezus en die wetgeleerde allebei een stuk beter dan wij vandaag. Het maakt uit wat je doet en de weg van haat leidt naar de ondergang.
Dat weten we allemaal en, met in ons hoofd wat de legerpredikant zei, gelukkig zitten wij hier met elkaar in de kerk zodat we niet dezelfde kant opgaan als de hele wereld daarbuiten; en dat is grappig want zo manoeuvreren we ons dezelfde positie in als die wetgeleerde. Die wist het ook echt wel en z’n wereld was heerlijk overzichtelijk, met hem in het hokje van degenen die dit allang zo deden. Hij wilde zichzelf rechtvaardigen, schrijft Lucas. Logisch. Zou ik ook willen. Als het een zaak van leven of dood is om de weg van het goede leven te gaan dan zou ik maar wat graag aan de goede kant van de streep staan. En het zit ook in mensen om structureel van jezelf te denken dat je aan de goede kant staat. 93% van de mensen, dat blijkt uit onderzoek, denkt dat ‘ie beter autorijdt dan gemiddeld. Dat kan dus niet, maar hetzelfde geldt voor alle andere dingen. Een ruime meerderheid van de mensheid denkt vriendelijker en menslievender te zijn dan gemiddeld. Europeanen hebben overigens significant meer last van die zelfoverschatting dan Aziaten. Het is maar dat u het weet. Wij staan niet aan de goede kant van de streep.

Hij wilde zichzelf rechtvaardigen. Laten we maar niet te veel illusies hebben. Jezus vertelt een verhaal en ik weet niet hoeveel jaar je precies terug moet, maar ik denk dat u het allemaal nog ergens wel herinnert. Dat je als je als katholieke vrouw aan de kant van de weg lag zoals die man in Jezus’ verhaal en dan kwam er een gereformeerde dominee langs en die zag je en ging netjes aan de overkant van de weg lopen. Toch? Dat was vroeger, zeggen we dan; hij wilde zichzelf rechtvaardigen, net als die wetgeleerde. Het is bij katholieken ongetwijfeld beter, die hebben altijd wat meer gedaan met goede werken, volgens protestanten vanouds te veel. Ook vandaag hoor ik aan onze kant nog regelmatig als reactie iets als: ‘maar die is toch geen lid?!’. Ik zeg niet dat we je daarom zouden laten liggen als beroofde en gewonde katholiek; dat doen zelfs wij niet meer, maar toch. Blijkbaar vinden we het heel belangrijk, goede hokje of niet.
Wat ik bedoel te zeggen is dat de twee neigingen die Jezus’ in zijn verhaal aan de kaak stelt nog steeds springlevend zijn, en dat wij in de kerk er absoluut niet immuun voor zijn. De neiging om de wereld in hokjes op te delen, wie er bij hoort en wie niet, en de neiging om jezelf in het goede hokje te zien, die is nog net zo springlevend als toen. Er zijn psychologen die zeggen dat die neiging biologisch in onze hersenen ingebakken zit. Tribalisme heet dat; de neiging om de mensheid op te delen in stammen met onderling conflict. Niet iedereen heeft diezelfde visie, niet alles ligt vast, in elk geval verschillen de trekken waarop je oordeelt. Ik denk dat daar wel wat in zit. Vroeger was het geloof, gereformeerd of katholiek, dat is tegenwoordig minder, hoewel er blijkbaar genoeg mensen zijn die de Islam een achterlijke religie vinden. Dat dan weer wel. Tegenwoordig heeft het (overigens net als in Jezus’ tijd) meer te maken met cultuur en land van herkomst, ben je Jood of Samaritaan, echte Nederlander of immigrant. En daarnaast – waarmee heeft het vandaag eigenlijk niet te maken? Hoog- of laagopgeleid, seksuele oriëntatie, Randstad en platteland, man en vrouw, boomers en millennials.

Daarover vertelt Jezus een verhaal. Er is een man en die ligt door het leven verwond en beroofd langs de kant van de weg. Zo zijn er duizenden in onze samenleving. En dan komen er een priester en een Leviet voorbij, moreel voorbeeldige figuren, hoog aanzien in de samenleving, elites. En ze gaan er gewoon aan voorbij. Michele Lamont, een Canadese Harvard-sociologe, zegt: dat is precies wat er in onze samenleving aan de hand is. Mensen die aan de kant zijn beland, die hebben het gevoel dat degenen die wel wat voorstellen en die altijd de mond vol hebben met nobele idealen, dat die aan hen voorbijgaan. Zij zegt: dat is nou precies waar die hele populistische golf in veel landen vandaan komt. Seeing others, heet dat boek, anderen zien. En er zijn er duizenden die door het leven verwond en beroofd langs de kant van de weg liggen en alle mensen met hun nobele idealen, de priester en de Leviet, die gaan er gewoon aan voorbij, want ja, niet een van ons.

Dat laatste staat er niet bij, let op, want dat is het raadsel. Wij willen dat graag, dat het begrijpelijk is, en er zijn commentaren volgeschreven met mogelijke redenen waarom de priester en de leviet aan de overkant van de weg voorbijgaan. Ze hadden haast, of ze mochten zich niet verontreinigen, of ze dachten dat er toch geen redden meer aan was of …, bedenk het maar. Hij wilde zichzelf rechtvaardigen en dat werkt ook weer zo: als we maar begrepen waarom ze voorbijgingen. En het mysterie is dat we het, zonder enige reden, natuurlijk voortdurend doen. Zelfs de mensen met de meest hoogstaande morele idealen, priesters en levieten van onze tijd. Ook wij doen dat, natuurlijk. Voortdurend zien we mensen die door het leven verwond zijn achtergelaten en gaan we ze toch voorbij. Zonder reden, maar we doen het.
Dat zegt Jezus en dan komt er nog iemand. En dan mag je voor jezelf even de wereld in hokjes op gaan delen en dan moet je even denken aan het meest verfoeilijke hokje dat jij kan bedenken. Ik zal je niet vragen het hardop te zeggen. Dus het mogen de Marokkanen zijn of de Palestijnen of Benjamin Netanyahu of Geert Wilders of de drugsverslaafden of de bezoekers van de Miljonair fair of vult u maar in. Voor één keertje mag je in de kerk schaamteloos denken aan mensen waaraan je een grondige hekel hebt. Zelfs aan protestanten, dat mag ook. En als je niemand kunt verzinnen waar je een hekel aan hebt, dan neem je de schijnheiligen. Daar heeft iedereen een hekel aan. Dus neem de meest verfoeilijke soort mensen die je voor jezelf kunt verzinnen in je hoofd en dan zegt Jezus: zo iemand komt voorbij en helpt de gewonde man, koste wat het kost.  

Dat is het verhaal dat Jezus vertelt en ik vertel het wat uitgebreid na omdat ik een beetje bang ben voor zelfvoldaanheid onder ons. Wij weten dit wel, dat er voor God geen grenzen zijn, dat je je naaste moet liefhebben, enzovoorts. Ja, dat wist die wetgeleerde ook. Maar hoe veel mensen langs de kant van de weg hebben we als kerken nou feitelijk belangeloos geholpen in de afgelopen tijd? Ik weet ook wel dat de cultuur anders is en dat er andere manieren zijn om te helpen hier en nu, en dat er ook echt wel het nodige gebeurt in de kerken, maar aan de andere kant: hoe veel zien wij en weten wij van buren of dorpsgenoten dat ze verwond en beroofd zijn, niet weten hoe ze verder moeten in het leven, en we gaan netjes elke zondag er voorbij naar de kerk? Ik geef u dus een suggestie mee, straks voor bij de koffie: als we elkaar toch in oecumenisch verband ontmoeten, praat dan eens met elkaar over wie je ziet, die hulp nodig heeft, en praat eens met elkaar over wat we als kerken daarvoor zouden kunnen betekenen. Lid of niet – die vraag mag je dan dus niet stellen.
Ook als het gaat over dat andere thema dat Jezus met dit verhaal aan de kaak stelt: de hokjes tussen mensen. We weten het allemaal, over grenzen heen, voor God is iedereen gelijk, bla bla bla, en ondertussen leven we in een samenleving waar de grenzen alleen maar harder lijken te worden. ‘Wie is mijn naaste’, vraagt de wetgeleerde, en ik weet wel dat niet alles zomaar een-op-een vertaald kan worden naar de grote maatschappelijke praktijk, maar is dat niet gewoon dezelfde vraag als ‘wie heeft recht op onze sociale zekerheid’? Aan de ene kant weten we dit allemaal en tegelijk is de vraag wie er wel en wie er niet bij hoort, wie wel en wie geen rechten heeft, zo sterk en wordt er zo vaak onderscheid gemaakt tussen groepen, juist als het gaat om de vraag wie wel en wie geen hulp krijgt. Als Jezus nou vandaag de vraag omdraait, niet, wie heeft rechten en wie niet, maar: ‘wie zou je kunnen helpen?’, wat zou dat voor verschil maken?

En dan tot slot nog dit. Tot nu toe hebben we naar het verhaal geluisterd alsof wij er voorbijkomen, alsof wij een door rovers verwonde en beroofde persoon langs de weg tegenkomen. Dat gebeurt regelmatig en daar moeten we wat mee. Maar wat als je nou zelf aan de kant van de weg ligt. Wat als je voelt dat je in het leven hopeloos verwond bent geraakt en beroofd? Wat als je beroofd bent of beroofd wordt van je gevoel van eigenwaarde. Iemand vertelde een tijdje geleden tegen mij: mijn kleinzoon werkt op de graafmachine en hij heeft het idee dat hij dus niet goed genoeg is. Wat als je zo het gevoel hebt dat je niet meetelt? Wat als je beroofd bent van je zelfvertrouwen, door mensen die je altijd de grond in boorden, hoe goed je ook je best deed? Wat als je letterlijk bent aangevallen en aangerand en er iets van je geroofd is? Wat als je daar ligt en voor je gevoel nooit gezien wordt door de priesters en de Levieten van onze tijd, genegeerd door de elites zoals duizenden in onze samenleving?
Dan vertelt het evangelie van God die zich liet zien in de gestalte van een outsider, die langs diezelfde weg kwam, naar Jeruzalem. En dan vertelt het evangelie hoe diegene je zag, hoe die je meeneemt naar een plek waar je op verhaal kunt komen (ik hoop dat wij zo’n plek kunnen zijn) en hoe diegene betaalt, wat het ook mag kosten, voor jouw herstel.
Zo is God, zegt het evangelie; als jij hoe en wat dan ook verwond en beroofd bent, dan ziet God je, en Hij heeft medelijden, en Hij brengt je naar een plek waar je op verhaal mag komen. Zou je van die God niet een spiegel willen zijn? En zou je die God niet liefhebben, met heel je hart, heel je ziel, heel je verstand en al je kracht? Heb God lief, en je naaste als jezelf – zoals Hij jou liefhad, jou zag, jou meeneemt en jou wil genezen.
Amen
 
terug