elia-in-de-woestijn

25 februari 2024: 'Ik ben als enige overgebleven...'

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Als ik u vanochtend zou vragen wie van u zichzelf als gelovige zag, dan weet ik nog niet zo goed wie z’n hand zou durven opsteken. Natuurlijk zie ik hier heel veel bekenden, die hier bijna wekelijks zitten, maar ik weet ook dat dat allemaal met grote variatie aan overtuiging is. En is zie een aantal nieuwe mensen van wie ik geen idee heb; ik zie mensen waarvan ik weet dat als ik het ze nu zou vragen, dat ze met overtuiging ‘ja’ zouden zeggen en ik zie mensen waarvan ik weet dat als ik het ze nu zou vragen, zouden zeggen: ‘ik weet het eigenlijk niet, niet meer, en ik weet ook niet of het uitmaakt’.
Vanochtend horen we van Elia en Elia zou van zichzelf gezegd hebben dat hij een gelovige was. Was, verleden tijd, met nadruk; want nu is het voorbij. We ontmoeten hem in extreme vertwijfeling, op z’n dieptepunt. Ooit was het anders; het is niet eens zo lang geleden, maar dat lag ook aan de omgeving. Als je even terugbladert naar het einde van het vorige hoofdstuk, dan heeft de God waarin Elia geloofde wonderbaarlijk van zich laten horen en daarop riep het volk van Israël massaal uit: de HEER is God! De HEER is God! Dat gaf Elia vleugels, natuurlijk.
Natuurlijk, dat kennen wij ook, dat er omgevingen zijn waarin je geloof vleugels krijgt. Misschien zijn er hier wel mensen waarvoor dat op z’n minst een herinnering van vroeger is, uit de tijd van je jeugd. De HEER is God, natuurlijk; dat wist iedereen. De een deed daad wat meer aan dan de ander, of op een andere manier, maar iedereen wist het: er is een God, de God van de Bijbel. De HEER is God. Of je kunt het vandaag de dag hebben als je bij een massale zangbijeenkomst bent, Nederland zingt, een concert van Sela, of hier in de kerk, en je voelt je opgetild. Misschien ook wel in deze dienst. En het geeft je vleugels en het gaf Elia vleugels maar nu is het weg.

Nu is het weg. Elia is alleen, er is niets meer dat hem draagt, en alles is weg. En daar weten we ook van. Wat vandaag of op een ander moment gedragen wordt kan morgen weg zijn; als je alleen bent, de enige in je familie, de enige onder collega’s, de enige in je klas die iets met de God van de Bijbel heeft, dan kan het weg zijn. En je had gehoopt dat God verder zou gaan, ‘de HEER is God’, riepen ze allemaal, en het had zo’n mooi begin kunnen zijn, maar het viel vies tegen. Alsof iedereen met wie je het vroeger deelde, toen je elkaar meenam, alsof iedereen allang afgehaakt was. En dan nog, wat haalt het uit? Het hele volk kan roepen wat het wil maar de culturele krachten die zich tegen dit geloof keren zijn gewoon te sterk. Denk maar niet dat Izebel zich iets aantrekt van dat het volk aan de kant van Elia staat. Izebel vindt het allemaal grote bedriegerij, dat geloof, en zij trekt aan de touwtjes. Elia moet vluchten en de wanhoop overvalt hem. Het gebeurt vandaag; het geloof dat je je herinnert is zomaar weg.

Dat gebeurt zomaar, zoals dat bij Elia gebeurde. Allerlei andere dingen kunnen daar natuurlijk ook een rol in spelen. Er kan bij Elia een psychologische component in zitten die vandaag nog net zo een rol speelt. Depressie, alle hoop weg. Er kan iets van fysieke uitputting in zitten na alles van het vorige hoofdstuk. Long covid, moest ik aan denken; hoe houd je het vol met God als leven een groot je voortslepen is en God dat maar laat gebeuren?! Teleurstellingen, bedrogen verwachtingen van wat je dacht of hoopte dat God zou doen. Bedenk het maar – wat was het bij jou?

Hoe dan ook, waardoor dan ook, Elia is het kwijt en er zijn heel veel mensen hier vanochtend die dat ook herkennen. Daar gaat het vanochtend over, wat er dan gebeurt, en wat God daarmee tegen ons zegt.

Allereerst: als je dit leest over Elia, dan kan het dus met iedereen gebeuren. Geef dus niet te hoog op van je eigen geloof en heb een beetje geduld met degene die het allemaal niet zo weet. Ik zeg dit misschien wel vooral tegen diegenen die denken: kom op, een beetje meer geloof mag wel. Er zijn, bijvoorbeeld, best wat mensen die zich bij mij toch enigszins verontschuldigen voor het feit dat ze het allemaal niet zo zeker weten. Die verontschuldiging is in veel gevallen, denk ik, ook een uiting van dat je zelf meer zou willen geloven. Maar hoe dan ook: als dit Elia overkomt, dan kan het iedereen overkomen. En trouwens, Jezus zelf kende het ook. ‘Laat het aan mij voorbijgaan’, bad Hij in Gethsemane, en ‘mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?!’ aan het kruis.
Willem Jan Otten won vorig jaar de prijs voor het beste theologische boek voor zijn boek ‘Zondagmorgen’; de ondertitel ervan is ‘Over het missen van God’. In een interview bij het verschijnen van dat boek zei Otten dat twijfel bij geloof hoort als de holle en bolle kant van dezelfde lens; dat er daarom geen geloviger momenten zijn dan de momenten dat je je, zoals Elia, afvraagt waar je het allemaal voor doet; en dat het enige dat groeit aan geloof de angst is om het kwijt te raken. ‘Jezus heeft een timmermansoog voor vertwijfeling’, schrijft Otten. Ik vind dat een prachtuitspraak; de goedheid en de liefde van God, van Jezus, komen ook daarin uit dat Hij weet van de wanhoop en de vertwijfeling aan God.
We zouden daarom dankbaar, intens dankbaar moeten zijn voor een stabiel en stevig geloofsleven; maar dat andere hoort er ook bij, de vertwijfeling, de aanvechting, de leegte, de eenzaamheid. Misschien, heel misschien zouden we daar zelfs ook dankbaar voor moeten zijn. Luister maar naar het vervolg.

Zo kom ik bij het tweede. Elia is vertwijfeld en vlucht wanhopig weg. Hij gaat alleen de woestijn in en is het hele leven moe. Die ervaring kan je dus allemaal hebben, hoe uitbundig je geloofsleven eerder ook geweest is. Wat bijzonder is, is dat er dan een engel komt die Elia dieper de woestijn in laat gaan. Dat is totaal tegennatuurlijk. De woestijn is gevaarlijk, bedreigend; daar wil je liefst zo ver mogelijk uit vandaan blijven. Wij zouden het logisch vinden, als je dan zo hopeloos in de woestijn lag en er kwam een engel, dat die engel je de weg de woestijn uit zou wijzen. Die kant zouden we op willen; weg uit die dorheid.
Maar in de Bijbel hoor je dat je daarmee ook iets mist. De diepste ontmoeting met God vindt plaats in de woestijn; in de eenzaamheid, de leegte, de stilte. Sterven, verlies, het kruis. Elia ontmoet God zoals alleen Mozes dat eerder ooit deed, en alleen Jezus na hem. En dat is omdat Elia niet de woestijn direct weer uitgaat, maar er dieper in. Veertig dagen.
Nu aarzel ik een beetje, want het is ook wel wat riskant wat ik nu ga zeggen. Er zit er wat dat betreft ook realisme in de tekst. Eet dit, zegt de engel, anders is het te zwaar. We moeten niet doen alsof we het op onszelf zouden redden, zo diep die woestijn in. Soms zijn er dingen waar je gewoon eerst iets aan moet doen; zonder eten redt Elia het ook niet en als er iets in de psychische sfeer aan de hand is moet je niet om wat ik nu zeg nalaten om naar de psycholoog of psychiater te gaan. Wat ik bedoel is dat wij allemaal de neiging hebben om dit te ontwijken. De woestijn uit, zo snel mogelijk; niet voelen wat Elia voelt. Niet God missen, maar allerlei leuke en interessante en goede activiteiten organiseren als gemeente. Je leven opvullen met van alles, wegvluchten de drukte in, om dat gapende gat in jezelf, waar vroeger God zat, om dat maar niet te voelen.  Als onze kinderen en de tieners in de gemeente niet gegrepen worden door het geloof, grijpen naar iets dat het leuker maakt ook zonder God.
En ik denk dat de tekst laat horen dat je dan ook iets mist. Dieper de woestijn in. Eerlijk zijn tegen elkaar: ik weet het niet meer. Geloof ik het nog wel? Geen idee. Is het geen illusie? Bestaat die God van Elia eigenlijk wel? Allemaal vreselijk enge vragen, waar je alles in kwijt kunt raken. Dieper de woestijn in; dat kan je dood worden. Elia wordt er door God gevonden.
Juist dit geldt, denk ik, ook voor ons als gemeente. Ik denk dat we ons met elkaar vaak herkennen in Elia. De wanhoop over onze toekomst als gemeente; dat het toch allemaal voor niks is wat we doen en we kunnen er net zo goed mee ophouden. Misschien is de goede weg voor ons als gemeente wel om niet met allerlei nieuwe initiatieven en projecten zo snel mogelijk weer de woestijn uit te komen; maar misschien is de weg wel om juist de woestijn dieper in te gaan met elkaar, grijzer, kwetsbaarder, in de hoop dat God in die uitzichtloze positie zich opnieuw aan ons laat zien.  

Zo ontmoet God Elia. En dan kom ik bij het laatste en dat gaat over wat God zegt en doet met Elia. Mij valt dan op dat God Elia eigenlijk niet troost. ‘Ik heb zus, en ik heb zo, en ik ben als enige overgebleven en ze zoeken mij ook te doden’, zegt Elia. God gaat daar eigenlijk niet op in; en ik hoor daarin dat je het er maar gewoon moet laten zijn. Jouw wanhoop, onderdeel van je geloof. Nee, je moet als je erdoor overweldigd wordt, niet overdrijven. Niet alles is zo zwart als je het op zo’n moment denkt. Je bent niet alleen; 7000; ze zijn er nog. Zo ook in Nederland, vandaag. Natuurlijk, de kerk krimpt en soms heb je het gevoel dat je als enige overgebleven bent. Toch; op een willekeurige zondagochtend zitten er nog altijd een miljoen mensen in de kerk, en op sommige feestdagen is het nog drukker. Ik bedoel maar; er zijn meer mensen die het kerstevangelie in de kerk hebben gehoord dan die Barbie in de bioscoop hebben gezien.
God troost niet, wel corrigeert Hij het perspectief van Elia. En God zet Elia dan maar gewoon aan het werk. Met al je wanhoop ben je gewoon een profeet en dus ga je doen wat een profeet doet: die, die en die zalven. Nog één keer Willem Jan Otten, die ook zoiets zei in dat interview: als ik twijfel, dan ga ik de danspassen van het geloof maken. Dan, zegt hij, dan ga ik naar de kerk en dan kniel ik en zing ik en bid ik met de gemeente mee en leert mijn lichaam weer te geloven. Als jij niet weet of je wel of niet gelooft, maar je wilt het wel, ga dan die danspassen van het geloof maken. Overigens is dat niet alleen eeuwenoude spirituele wijsheid, maar ook gewoon hedendaagse psychologie. Als je niet weet of je nog van je man houdt, dan moet je niet wachten tot het gevoel terugkomt, maar dan moet je lieve dingen voor hem gaan doen. En als je niet weet of je nog in God gelooft, dan moet je niet wachten tot de overtuiging terug is, maar dan moet je doen wat een gelovige hoort te doen. Zo zegt God het tegen Elia.
Dat zegt God; dat doet God. Elia stort zijn hart uit bij God en God laat het. God troost niet. God corrigeert het perspectief. God zet Elia aan zijn taak. En het allerbelangrijkste gebeurt zonder woorden, in het suizen van een zachte koelte, het gefluister van een zachte bries. Wanhoop of niet, alleen of niet, Hij is er. Dan is het goed. Ik sluit af met dat prachtige gedicht van Willem Barnard, Elia, een lied:
Gij gaat voorbij. Een grote ademtocht
alles wat vastomlijnd leek staat te beven –
in de emotie heb ik U gezocht,
Gij waart er niet. Niets dan mijn eigen leven.

En de ontreddering ging voor U uit,
het vuur als uw heraut vooruitgezonden –
ik bleef alleen in mijn eenzelvigheid,
tot niemand onzer komt Gij onomwonden.

En dan, als niets meer spreekt, alles blijft stom,
achter een sluier soms, uit een stil midden
is er een stem. Gij spreekt, maar andersom:
als ik niets hoor, als ik niets weet te bidden.

Amen
 
terug