Shusaku Endo - Silence

Goede vrijdag 2024: 'die lijdt Hij heel alleen'

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Sinds een paar weken is er op tv een serie over de Joodse Raad in Amsterdam in de Tweede Wereldoorlog. Ik heb inmiddels een paar afleveringen gekeken en het is indrukwekkend en aangrijpend om te zien. Ik ga niet spoileren hier vanavond; u kent allemaal de afloop van het verhaal toch al, helaas.
Nee, waarom ik het aanhaal is vanwege een column die iemand naar aanleiding van die serie schreef. ‘Ik weet nu heel zeker’, schreef die columniste, ‘wat ik in de oorlog gedaan zou hebben, en dat is niks, helemaal niks. Helemaal niks. Wij denken over onszelf, aldus opnieuw die column, als een land van heldhaftig verzet in de Tweede Wereldoorlog; maar ieder jaar wordt duidelijker dat dat over het algemeen vies tegenviel. Natuurlijk, er was verzet, en er waren mensen die Joden en anderen hielpen. Maar er waren toch ook best een hoop mensen die de tijd zo goed en zo kwaad als het ging uitzaten. Er waren heel veel mensen die op z’n best zich zo goed en zo kwaad als het ging gedeisd hielden, of die meelopers waren, of op z’n slechtst cynische opportunisten.
Niks, helemaal niks. Dit vertel ik allemaal niet om te ontkennen dat er in de oorlog wel degelijk mensen zijn geweest die wel in verzet kwamen; en ik vertel het al helemaal niet om degenen die niet in verzet kwamen, zwart te maken. Ik vertel het, omdat het iets laat zien van hoe beïnvloedbaar mensen zijn, hoe halfslachtig in wat ze doen vaak, hoe zwak. Hoe we anderen in de kou laten staan. Dat zie je in zo’n serie; dat zie je juist ook op Goede Vrijdag.  
Want je kunt je ook wel levendig voorstellen dat onze voorouders liever niet massaal het verzet in gingen. Dat zie je al in die serie, met, ik noem het maar zo, weinig geraffineerd geweld: een klap hier, een trap daar, en de meeste mensen kijken wel uit om in verzet te komen. En we weten ook allemaal dat een beetje dictatoriaal regime een heel arsenaal aan veel gruwelijker geweld tot z’n beschikking heeft om ervoor te zorgen dat mensen vooral meewerken. We hebben allemaal gehoord over die vreselijke aanslag in Moskou een week geleden; afschuwelijk barbaars, wat die vier mannen gedaan hebben. Maar, het moet gezegd, het Russische staatsapparaat heeft z’n uiterste best gedaan om zich op de vier gevangen verdachten uit te leven met minstens even gruwelijk sadisme. Ik vermoed dat de meeste mensen er wel iets van gezien hebben. Commentaren merkten op dat het zelfs voor Russische begrippen nogal extreem was en nogal openlijk. De verdachten kwamen zwaar verminkt voor de rechter en voor zover er nog twijfels waren over de oorzaak daarvan waren die weggenomen doordat de daders filmpjes van de mishandelingen op sociale media hadden gezet. Trots. Als een soort afschrikwekkend voorbeeld, vermoedelijk: haal het niet in je hoofd om je tegen ons regime te keren, want dit is wat we met je zullen doen. Ik begrijp het wel, dat je je dan gedeisd houdt, en sneller ook.  
De Romeinen hadden ook zoiets en dat heette het kruis. Haal het niet in je hoofd om je tegen ons te keren, zei dat kruis, want dan hang je hier straks ook, zichtbaar teken van je hulpeloosheid. Sociale media hadden ze niet, maar voor hetzelfde effect werd zo’n kruis neergezet bij een drukke toegangsweg naar de stad, zodat zo veel mogelijk mensen het konden zien. Iedereen die langsliep kon het bedenken: dit is de macht van Rome, dus je kunt je maar beter gedeisd houden, of meelopen, of cynisch en opportunistisch een slaatje slaan uit het feit dat zij hier nu de baas zijn. Anders hang ik daar straks en ik kijk wel uit.

En dat werkt best goed. Is de meerderheid van de Russen enthousiast over Poetin? Nou, nee. Komen ze in opstand? Nee, ook niet. Was de meerderheid van de Nederlanders enthousiast over de nazi’s? Nou, nee. Deden ze actief iets in het verzet? Nee, ook niet, blijkt steeds meer. Waren de leerlingen van Jezus en die menigte die Barabbas kiest en die roept ‘kruisig hem’ echt zo anti-Jezus? Vermoedelijk niet. Hebben ze iets gedaan om hem te ondersteunen, te helpen, bij hem te blijven? Nee, ook niet. Veel te gevaarlijk. Je haalt het wel uit je hoofd om iets te doen waardoor je op het lijstje van mogelijke Jezus-aanhangers komt te staan.

Dat is Goede Vrijdag. Het licht schijnt in de duisternis, vertelt het evangelie. Er kwam iemand in de wereld, schrijft Marcus, en zijn boodschap was dat het koninkrijk van God genaderd was. Hij vertelde daarvan en Hij liet er zelf van zien, tekenen van de kracht van God zelf, om te genezen, om heel te maken wat gebroken was. Hij bevocht de machten van de duisternis en ze herkenden hem als hun meerdere. En nu? In de steek gelaten. Ten dode gedoemd is Hij. ‘Als alles duister is’: dat heeft daarmee te maken, met mensen, met hoe die zijn, hoe makkelijk te manipuleren, hoe bang, hoe snel geneigd hun eigen hachje te redden. Dat heeft met ons te maken. ‘Als alles duister is’ gaat niet alleen over dictators en beulen, over Pilatus en de soldaten, maar evengoed over alle mensen daaromheen. Om lafaards en meelopers en opportunisten. Om volgelingen die hun nek niet uitsteken, die vluchten, die hem laten stikken om hun eigen hachje te redden. Het licht schijnt in de duisternis; wij hebben het uitgetrapt, wij hebben het laten uittrappen. ‘Als alles duister is’; dat is wat Goede Vrijdag laat zien – wij kunnen het niet. Wij kunnen het niet. We kijken om ons heen en we zien hoe de wereld schreeuwt om een spoortje licht; en we kijken naar die eerste goede vrijdag, en we zien hoe wij het gedoofd hebben.

Wij; ondanks alle mooie woorden. Ondanks onze goede voornemens en ondanks dat Hij het ons heeft voorgedaan. Straks zingen we daarvan een lied:
wij hebben wel zijn naam beleden,
maar niet zijn stem verstaan.
En:
wij waken wel met woorden,
maar gaan niet met hem mee.

Te midden van al die menselijke duisternis gaat er Eén zijn weg. Eén vlucht niet. Eén geeft niet toe aan de machten van het duister. Eén laat zich zo bespotten en mishandelen. Eén geeft zich over aan die machten. Eén laat zich vermorzelen door de machinaties van het kwaad.
Zo staat Hij voor Pilatus. Bent u de koning van de Joden? Hij duikt niet; verdedigt zich niet. Hij staat daar, alleen. Zo wordt Hij afgewezen, ingeruild voor een moordenaar. Zo wordt Hij afgetuigd en naakt aan het kruis gehangen. Zo wordt Hij door iedereen in de steek gelaten en bespot. Hij gaat het duister in, tot in het allerdiepst. Voor iedereen die zelf ooit afgewezen is, bespot, mishandelt. Voor iedereen die weet wat er in de wereld is dat je leven tot een hel kan maken, sociaal, psychisch, lichamelijk.
En wij? Wij duiken. Net als die columniste van het begin: ‘Ik weet nu heel goed wat ik in de oorlog gedaan zou hebben – helemaal niks. Geen enkele daad van verzet, geen Joods kind gered.’. Zo: ik weet nu heel goed wat ik op goede vrijdag gedaan zou hebben – helemaal niks. Helemaal niks. Met het vervolg van dat lied:
Onder het duister van zijn Vader
vernedert Hij zich in het stof,
en niemand, niemand komt Hem nader
daar in de donkere hof.

Helemaal alleen – volstrekt van ons verlaten. Er is een roman van de Japanse schrijver Shusaku Endo; Stilte heet die roman. Endo was christen en Japanner, en heeft z’n hele leven lang gevoeld hoe raar dat geloof eigenlijk was, hoe absurd om een gekruisigde te aanbidden. Daar schrijft hij over, ook in dit boek. Het gaat over een katholieke priester die in de 17e eeuw, als het christelijk geloof in Japan verboden is en christenen daar streng vervolgd worden, naar Japan gaat. Vol idealen en vooral, hij heeft gehoord dat zijn beroemde leermeester in Japan van zijn geloof gevallen is, en daar wil hij iets tegenover zetten. Heldenmoed. Martelaarschap. Laten zien dat zijn geloof in Christus werkelijk superieur is.
Zo komt hij in Japan, en hij worstelt, waar is God, waarom al deze ellende, hij wordt gevangengenomen en zijn afvallige leermeester stelt hem voor de keus: zweer het geloof af, of anders… God blijft stil en hij bezwijkt voor de druk. Hij zal doen wat zijn ondervragers van hem eisen: de afbeelding van Jezus vertrappen, teken dat hij het geloof afgezworen heeft. En als hij dat doet, spreekt de afbeelding, spreekt Christus, en Hij zegt: trap maar. Trap maar. Daarvoor ben ik in deze wereld gekomen.

Dat is Goede Vrijdag. Die priester trapt; hij zweert het geloof af. Hij verlaat Jezus, zoals iedereen.
Dat is Goede Vrijdag. Wij trappen. Wij laten hem alleen. Met het lied van straks:
Wij stuwen wel met vrome wensen
en met gebeden om Hem heen.
Maar de verlossing van de mensen
die lijdt Hij heel alleen.

Wij trappen, en het licht dooft. Het licht dooft. Totale, absolute duisternis, geen spoortje licht. Vanuit die duisternis roept Hij: mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?!
Vanuit die duisternis roepen wij: mijn God, mijn God?! Als U niet ingrijpt, dan zijn we reddeloos verloren. Mijn God, mijn God?!

Amen
  
 
terug