Witte donderdag 2024: knielen, zorgen, geven
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Er is een boek over de geschiedenis van de kerk, dat ik bij sommigen van u al eens genoemd heb toen ik er nog geen letter in had gelezen. Omdat ik de titel zo geniaal vond. Het is van een Australiër en het heet Bullies and saints, etterbakken en heiligen, en het gaat over al het goede dat mensen de afgelopen tweeduizend jaar uit geloof gedaan hebben, en het gaat net zo goed over alle ellende die mensen in naam van datzelfde geloof hebben aangericht. Inmiddels heb ik er wel in gelezen, niet meer dan een paar bladzijden, moet ik toegeven, en vanavond ga ik het over één van de heiligen hebben. Wees gerust; de bullies komen ook echt een keer aan de beurt.
Vanavond dus een heilige. Fabiola heet ze. Ze leefde ruim zestien eeuwen terug en was een nakomeling van één van de oudste en meest eerbiedwaardige families van het oude Rome. Ze was mogelijk de rijkste vrouw van heel het Romeinse rijk en ergens tijdens haar leven, we weten niet wanneer, bekeerde ze zich tot het christelijk geloof. Vervolgens verkocht ze vrijwel haar volledige vastgoedimperium en deelde dat geld met de armen.
Eén van de dingen die ze deed was een ziekenhuis oprichten; het eerste ziekenhuis in West-Europa, in Rome, en in dat ziekenhuis zorgde ze zelf voor de zieken. Wij kennen ziekenhuizen en we hebben hele geavanceerde procedures en mogelijkheden voor hygiëne, maar dat was er toen nog niet; het was voor het eerst in de geschiedenis dat er zo’n plek was. Dus je kunt je iets voorstellen bij hoe oneindig veel smeriger en ellendiger het er was dan in onze ziekenhuizen. Hieronymus, de bijbelvertaler uit de vierde eeuw die haar kende, beschrijft in een brief iets van de horror die je op de straten van Rome zoal aan kon treffen, en nu dus in Fabiola’s ziekenhuis: missende ledematen, halfverbrande lichaamsdelen, wonden vol pus en maden, enzovoorts. Al die mensen verzorgde ze met eigen handen. Hieronymus schrijft dan, en ik hoor daarin dat dat voor hemzelf ook geldt, dat hij zich heel goed voor kan stellen dat mensen best iets voor de armen en de zieken willen betekenen, maar dan toch liever in de vorm van een financiële gift. Fabiola, één van de rijkste en belangrijkste vrouwen van Rome, deed het zelf. Ik laat het even aan je eigen verbeelding over om de vertaalslag naar vandaag te maken; ik noem maar wat, Elon Musk die incontinentiemateriaal aan het verwisselen is, of Donald Trump voor mijn part.
Ik weet niet of Fabiola zich door het evangelieverhaal van vandaag had laten inspireren. In de weinige dingen die bekend zijn over haar, kan ik het niet terugvinden, maar het zou natuurlijk zomaar kunnen. Jezus zit aan tafel met zijn leerlingen en midden onder de maaltijd neemt Hij water om de voeten van zijn leerlingen te gaan wassen. Daarna zegt Hij het tegen zijn leerlingen: zoals ik dit heb gedaan, zo moeten jullie het ook doen. Fabiola heeft dat goed begrepen en het werk dat zij deed in dat eerste ziekenhuis staat regelrecht in het verlengde hiervan. Daar gaat het vanavond over, over wat dit gedeelte van de Bijbel tegen ons zegt.
Als we dat vanavond beluisteren, dan denk ik eerst aan de mensen die van zulk soort zorg vandaag de dag hun werk gemaakt hebben. Misschien stond je vanmiddag nog wel zo aan een bed; of misschien zie je deze dienst later, omdat je nu, vanavond, bezig bent met het wassen van een patiënt of met wondverzorging. Een paar jaar geleden kregen jullie spontaan applaus van de mensen om jullie heen; misschien zijn we dat alweer een beetje vergeten, maar vanavond is het Jezus zelf die jullie prijst. Zoals Ik deed, zo moeten ook jullie doen, vies of niet, liefdevol zorgen voor een ander is goed.
Niet, dat het daarvoor nodig is om je werk te maken van de zorg. Zeker niet; je kunt die zorg op veel andere plekken evengoed kwijt. Maar, laten we wel wezen, wat Jezus hier zegt zet de beroepsprestigeladder wel behoorlijk op z’n kop. Die ladder bestaat: een onderzoek naar de status van verschillende beroepen ten opzichte van elkaar. Ik heb de lijst maar weer eens opgezocht, maar een hoofdverpleegkundige in een instelling voor gehandicaptenzorg staat op plek 30. Dat is een stuk lager dan directeuren, notarissen, architecten of profvoetballers (plek 25). Als je geen hoofd bent maar gewoon verpleegkundige zak je naar plek 42, een verzorgende in de ouderenzorg staat op plek 92 en een huishoudelijke hulp in de thuiszorg op 121. Dat is bijna onderaan, de lijst gaat tot 138.
Nogmaals, werk in de zorg is zeker niet het enige waarin je op de weg van Jezus kunt gaan, maar zo’n statusladder zegt wel iets. Over wat we belangrijk vinden, wat we bewonderen, wat we zelf graag zouden willen zijn. En ‘iemand die een ander wast’ staat op die lijst bij ons niet hoog. Dat voelen we allemaal. Dat voel je als je nadenkt over wat je later in je leven wilt gaan doen, of als je jezelf vergelijkt met mensen om je heen die ander werk doen. Zo’n statusladder zegt dat over werk, maar iedereen heeft door dat wat bepaald werk status geeft, dat dat ook in andere situaties status geeft. Bijvoorbeeld: bovenaan de lijst staat werk waar je veel geld voor krijgt. Waar je intelligent voor moet zijn en een lange opleiding voor moet volgen. Waarin je andere mensen hebt die voor je werken. Enzovoorts. Dat is wat status geeft: geld, intelligentie, opleiding, leidinggevende rollen. Dat geldt in werk en dat geldt daarbuiten evengoed.
Als alles duister is, dat is de rode draad in alle diensten in deze Stille Week, en als je daar even over nadenkt zou dit best eens mee kunnen spelen in het duister van onze tijd. We hebben – onuitgesproken – een statusladder voor mensen, voor wie meer en wie minder de moeite waard is. We voelen dat; en dat gevoel speelt, denk ik, heel sterk mee in alles wat je hoort over wantrouwen tegen elites. Het gevoel dat de afgestudeerde managers en de beleidsambtenaren die uiteindelijk op allerlei manieren bepalen hoe veel zorg je krijgt, waar je wel en niet kunt wonen en bouwen, hoeveel belasting je betaalt, en je weet niet al wat meer, dat zo iemand gewoon geen idee heeft hoe het is om tuinman te zijn, of metselaar, of onderwijsassistent, Henk en Ingrid, zoals ze wel genoemd worden. Dat ze er niet alleen geen idee van hebben, maar er ook onuitgesproken op neerkijken, of dat ze zich een soort betere mensen voelen. Ik weet niet of je dat herkent; de tweedeling, de kloof in de samenleving, die heeft heel erg hiermee te maken.
Wij voelen dat hier ook; ‘ik stel niks voor, want ik heb nooit gestudeerd, en daarbij ben ik oud’. U kent het wel. Politiek filosofen zeggen al eeuwenlang dat één van de dingen die een mens nodig heeft, erkenning is, waardering: de erkenning dat je ertoe doet, dat je de moeite waard bent. En je zou kunnen zeggen dat de politieke en maatschappelijke onrust van de laatste tijd in Nederland (en in veel landen) daarmee te maken heeft: mensen willen gezien, gewaardeerd worden, en dat worden ze niet. Dat is, denk ik, één probleem waar we vandaag de dag tegenaan lopen en iets anders is dat we er met z’n allen achter komen dat als iedereen manager is of beleidsambtenaar, er per saldo niks gebeurt, maar ja, de dingen die nodig zijn, zoals zorg, die geven minder status. Van de week nog pleitte de minister ervoor om daarom maar niet meer van ‘hoger onderwijs’ te spreken.
‘Als alles duister is’, dat is de rode draad door deze week, en deze kijk op ‘status’ en ‘hoog’ en ‘laag’ heeft daarmee te maken in onze tijd. En, als u er zondag was, dan weet u dat het ging over de machten, de dingen die onzichtbaar in de lucht hangen en je een kant op sturen die uiteindelijk schadelijk is; en dan weet u dat Jezus kwam om die machten te ontwapenen. Een gevecht, daar is Jezus in verwikkeld, niet met mensen van vlees en bloed, maar met dit soort dingen dat mensen in de greep houdt.
En dat is ook zo in de tekst van vandaag. Statusladder, machten, waardering; dat draait Jezus dus radicaal om. Net als in de samenleving van toen is het wassen van iemand anders bij ons ook niet direct iets waar je status aan kon ontlenen. Jezus draait dat om: ‘jullie noemen mij ‘meester’ en ‘heer’ en dat ben ik ook, en ik doe dit – doe dat dus evengoed’. Jezus draait die hele ladder om: Ik ben jullie Heer en Meester, en ik doe met liefde een vies klusje voor jullie. Sterker nog: Ik stel er een eer in om uit liefde dit soort slavenwerk te doen. En dan zou je met het evangelie van Johannes nog één stap verder moeten gaan en dat is dat God zelf er een eer in stelt de meest onbetekenende vieze klussen voor mensen te doen, niet alleen deze voetwassing, maar ook de veel vernederende kruisiging die erop volgt. Ik, Jezus, jullie Heer en Meester, stel er een eer in om dat te doen.
Wow, ja. Dat is het evangelie. In het begin was het Woord en het Woord was God, en het Woord is vlees geworden, en het heeft geknield met een waskom en een handdoek en zo de voeten van zijn leerlingen gewassen, en het Woord stelt er een eer in om zich nog veel dieper te vernederen. En het knielt bij jou en bij mij om voor ons te zorgen. Dat moet je heel goed in je oren knopen, vanavond en alle verdere dagen van je leven. Je kunt dat allemaal doen, wie je ook bent, hoe oud of hoe jong ook. Ontsteek dan een lichtend vuur, door dit te doen, waar dan ook, hoe dan ook. Ik zei het al, je hoeft er daarvoor niet je werk van te maken, maar als het wel je werk is, bedenk het dan, als je weer onder tijdsdruk staat, en je vindt dat je toch een extra stap moet zetten voor je patiënt, al is er niemand die het ziet en is het laat, of juist vroeg, en al is, misschien, je patiënt zelf ook nog onuitstaanbaar. Bedenk het dan: Jezus stelde er een eer in om dit te doen. Hij, die Heer is, deed hetzelfde als jij. En als het niet je werk is, maar je hebt je moeder of je vader, en het kost je eigenlijk te veel tijd; of je hebt een kind, en er is iets, hij of zij heeft veel zorg nodig, en het heeft je lange jaren van je leven gekost, en voor je gevoel ben je achterop geraakt, anderen hebben van alles kunnen doen, maar jij niet, jij was aan het zorgen, bedenk het dan: Jezus stelde er een eer in om dit te doen. Hij, die Heer is, deed hetzelfde als jij. En als je samen ouder wordt en de één wordt steeds kwetsbaarder en jij zit vast, hij heeft je nodig, ze heeft je nodig, bedenk het dan: Jezus stelde er een eer in om dit te doen. Hij, die Heer is, deed hetzelfde als jij.
O, en dan nog één ding. Als je daar een beetje een antenne voor hebt, dan voel je dat zo’n leven in dienstbaarheid je ook weer arrogant kan maken, neerkijkend op degenen die wel met chique visitekaartjes in dure kantoren zitten. Iemand die dat mooi kon zeggen was de filosoof Friedrich Nietzsche een eeuw geleden, over de slavenmoraal van christenen, de strategie van zwakkelingen om zich toch beter te kunnen voelen dan de meer geslaagden; en hij had natuurlijk wel gelijk, helaas, want zo is het ook gegaan. Daarom, ook als je dat zelf voelt, die neiging tot arrogantie: terug naar het begin van Johannes 13. Het begint niet met een oproep om het ook te doen; het begint met dat Hij knielt bij jou, en zegt dat jij het nodig hebt, dat Hij voor je knielt, zich vernedert om voor jou het ultieme slavenlot te ondergaan. Jij hebt dat nodig; ik heb dat nodig; dus laat er geen moment iets van arrogantie in ons opkomen. Nee, laat het dankbaarheid zijn, en verwondering: Hij knielt bij mij, Hij wast mij, Hij geeft zich voor mij – en laat in dankbaarheid mijn leven een leven van knielen, zorgen en geven zijn.
Amen.
Er is een boek over de geschiedenis van de kerk, dat ik bij sommigen van u al eens genoemd heb toen ik er nog geen letter in had gelezen. Omdat ik de titel zo geniaal vond. Het is van een Australiër en het heet Bullies and saints, etterbakken en heiligen, en het gaat over al het goede dat mensen de afgelopen tweeduizend jaar uit geloof gedaan hebben, en het gaat net zo goed over alle ellende die mensen in naam van datzelfde geloof hebben aangericht. Inmiddels heb ik er wel in gelezen, niet meer dan een paar bladzijden, moet ik toegeven, en vanavond ga ik het over één van de heiligen hebben. Wees gerust; de bullies komen ook echt een keer aan de beurt.
Vanavond dus een heilige. Fabiola heet ze. Ze leefde ruim zestien eeuwen terug en was een nakomeling van één van de oudste en meest eerbiedwaardige families van het oude Rome. Ze was mogelijk de rijkste vrouw van heel het Romeinse rijk en ergens tijdens haar leven, we weten niet wanneer, bekeerde ze zich tot het christelijk geloof. Vervolgens verkocht ze vrijwel haar volledige vastgoedimperium en deelde dat geld met de armen.
Eén van de dingen die ze deed was een ziekenhuis oprichten; het eerste ziekenhuis in West-Europa, in Rome, en in dat ziekenhuis zorgde ze zelf voor de zieken. Wij kennen ziekenhuizen en we hebben hele geavanceerde procedures en mogelijkheden voor hygiëne, maar dat was er toen nog niet; het was voor het eerst in de geschiedenis dat er zo’n plek was. Dus je kunt je iets voorstellen bij hoe oneindig veel smeriger en ellendiger het er was dan in onze ziekenhuizen. Hieronymus, de bijbelvertaler uit de vierde eeuw die haar kende, beschrijft in een brief iets van de horror die je op de straten van Rome zoal aan kon treffen, en nu dus in Fabiola’s ziekenhuis: missende ledematen, halfverbrande lichaamsdelen, wonden vol pus en maden, enzovoorts. Al die mensen verzorgde ze met eigen handen. Hieronymus schrijft dan, en ik hoor daarin dat dat voor hemzelf ook geldt, dat hij zich heel goed voor kan stellen dat mensen best iets voor de armen en de zieken willen betekenen, maar dan toch liever in de vorm van een financiële gift. Fabiola, één van de rijkste en belangrijkste vrouwen van Rome, deed het zelf. Ik laat het even aan je eigen verbeelding over om de vertaalslag naar vandaag te maken; ik noem maar wat, Elon Musk die incontinentiemateriaal aan het verwisselen is, of Donald Trump voor mijn part.
Ik weet niet of Fabiola zich door het evangelieverhaal van vandaag had laten inspireren. In de weinige dingen die bekend zijn over haar, kan ik het niet terugvinden, maar het zou natuurlijk zomaar kunnen. Jezus zit aan tafel met zijn leerlingen en midden onder de maaltijd neemt Hij water om de voeten van zijn leerlingen te gaan wassen. Daarna zegt Hij het tegen zijn leerlingen: zoals ik dit heb gedaan, zo moeten jullie het ook doen. Fabiola heeft dat goed begrepen en het werk dat zij deed in dat eerste ziekenhuis staat regelrecht in het verlengde hiervan. Daar gaat het vanavond over, over wat dit gedeelte van de Bijbel tegen ons zegt.
Als we dat vanavond beluisteren, dan denk ik eerst aan de mensen die van zulk soort zorg vandaag de dag hun werk gemaakt hebben. Misschien stond je vanmiddag nog wel zo aan een bed; of misschien zie je deze dienst later, omdat je nu, vanavond, bezig bent met het wassen van een patiënt of met wondverzorging. Een paar jaar geleden kregen jullie spontaan applaus van de mensen om jullie heen; misschien zijn we dat alweer een beetje vergeten, maar vanavond is het Jezus zelf die jullie prijst. Zoals Ik deed, zo moeten ook jullie doen, vies of niet, liefdevol zorgen voor een ander is goed.
Niet, dat het daarvoor nodig is om je werk te maken van de zorg. Zeker niet; je kunt die zorg op veel andere plekken evengoed kwijt. Maar, laten we wel wezen, wat Jezus hier zegt zet de beroepsprestigeladder wel behoorlijk op z’n kop. Die ladder bestaat: een onderzoek naar de status van verschillende beroepen ten opzichte van elkaar. Ik heb de lijst maar weer eens opgezocht, maar een hoofdverpleegkundige in een instelling voor gehandicaptenzorg staat op plek 30. Dat is een stuk lager dan directeuren, notarissen, architecten of profvoetballers (plek 25). Als je geen hoofd bent maar gewoon verpleegkundige zak je naar plek 42, een verzorgende in de ouderenzorg staat op plek 92 en een huishoudelijke hulp in de thuiszorg op 121. Dat is bijna onderaan, de lijst gaat tot 138.
Nogmaals, werk in de zorg is zeker niet het enige waarin je op de weg van Jezus kunt gaan, maar zo’n statusladder zegt wel iets. Over wat we belangrijk vinden, wat we bewonderen, wat we zelf graag zouden willen zijn. En ‘iemand die een ander wast’ staat op die lijst bij ons niet hoog. Dat voelen we allemaal. Dat voel je als je nadenkt over wat je later in je leven wilt gaan doen, of als je jezelf vergelijkt met mensen om je heen die ander werk doen. Zo’n statusladder zegt dat over werk, maar iedereen heeft door dat wat bepaald werk status geeft, dat dat ook in andere situaties status geeft. Bijvoorbeeld: bovenaan de lijst staat werk waar je veel geld voor krijgt. Waar je intelligent voor moet zijn en een lange opleiding voor moet volgen. Waarin je andere mensen hebt die voor je werken. Enzovoorts. Dat is wat status geeft: geld, intelligentie, opleiding, leidinggevende rollen. Dat geldt in werk en dat geldt daarbuiten evengoed.
Als alles duister is, dat is de rode draad in alle diensten in deze Stille Week, en als je daar even over nadenkt zou dit best eens mee kunnen spelen in het duister van onze tijd. We hebben – onuitgesproken – een statusladder voor mensen, voor wie meer en wie minder de moeite waard is. We voelen dat; en dat gevoel speelt, denk ik, heel sterk mee in alles wat je hoort over wantrouwen tegen elites. Het gevoel dat de afgestudeerde managers en de beleidsambtenaren die uiteindelijk op allerlei manieren bepalen hoe veel zorg je krijgt, waar je wel en niet kunt wonen en bouwen, hoeveel belasting je betaalt, en je weet niet al wat meer, dat zo iemand gewoon geen idee heeft hoe het is om tuinman te zijn, of metselaar, of onderwijsassistent, Henk en Ingrid, zoals ze wel genoemd worden. Dat ze er niet alleen geen idee van hebben, maar er ook onuitgesproken op neerkijken, of dat ze zich een soort betere mensen voelen. Ik weet niet of je dat herkent; de tweedeling, de kloof in de samenleving, die heeft heel erg hiermee te maken.
Wij voelen dat hier ook; ‘ik stel niks voor, want ik heb nooit gestudeerd, en daarbij ben ik oud’. U kent het wel. Politiek filosofen zeggen al eeuwenlang dat één van de dingen die een mens nodig heeft, erkenning is, waardering: de erkenning dat je ertoe doet, dat je de moeite waard bent. En je zou kunnen zeggen dat de politieke en maatschappelijke onrust van de laatste tijd in Nederland (en in veel landen) daarmee te maken heeft: mensen willen gezien, gewaardeerd worden, en dat worden ze niet. Dat is, denk ik, één probleem waar we vandaag de dag tegenaan lopen en iets anders is dat we er met z’n allen achter komen dat als iedereen manager is of beleidsambtenaar, er per saldo niks gebeurt, maar ja, de dingen die nodig zijn, zoals zorg, die geven minder status. Van de week nog pleitte de minister ervoor om daarom maar niet meer van ‘hoger onderwijs’ te spreken.
‘Als alles duister is’, dat is de rode draad door deze week, en deze kijk op ‘status’ en ‘hoog’ en ‘laag’ heeft daarmee te maken in onze tijd. En, als u er zondag was, dan weet u dat het ging over de machten, de dingen die onzichtbaar in de lucht hangen en je een kant op sturen die uiteindelijk schadelijk is; en dan weet u dat Jezus kwam om die machten te ontwapenen. Een gevecht, daar is Jezus in verwikkeld, niet met mensen van vlees en bloed, maar met dit soort dingen dat mensen in de greep houdt.
En dat is ook zo in de tekst van vandaag. Statusladder, machten, waardering; dat draait Jezus dus radicaal om. Net als in de samenleving van toen is het wassen van iemand anders bij ons ook niet direct iets waar je status aan kon ontlenen. Jezus draait dat om: ‘jullie noemen mij ‘meester’ en ‘heer’ en dat ben ik ook, en ik doe dit – doe dat dus evengoed’. Jezus draait die hele ladder om: Ik ben jullie Heer en Meester, en ik doe met liefde een vies klusje voor jullie. Sterker nog: Ik stel er een eer in om uit liefde dit soort slavenwerk te doen. En dan zou je met het evangelie van Johannes nog één stap verder moeten gaan en dat is dat God zelf er een eer in stelt de meest onbetekenende vieze klussen voor mensen te doen, niet alleen deze voetwassing, maar ook de veel vernederende kruisiging die erop volgt. Ik, Jezus, jullie Heer en Meester, stel er een eer in om dat te doen.
Wow, ja. Dat is het evangelie. In het begin was het Woord en het Woord was God, en het Woord is vlees geworden, en het heeft geknield met een waskom en een handdoek en zo de voeten van zijn leerlingen gewassen, en het Woord stelt er een eer in om zich nog veel dieper te vernederen. En het knielt bij jou en bij mij om voor ons te zorgen. Dat moet je heel goed in je oren knopen, vanavond en alle verdere dagen van je leven. Je kunt dat allemaal doen, wie je ook bent, hoe oud of hoe jong ook. Ontsteek dan een lichtend vuur, door dit te doen, waar dan ook, hoe dan ook. Ik zei het al, je hoeft er daarvoor niet je werk van te maken, maar als het wel je werk is, bedenk het dan, als je weer onder tijdsdruk staat, en je vindt dat je toch een extra stap moet zetten voor je patiënt, al is er niemand die het ziet en is het laat, of juist vroeg, en al is, misschien, je patiënt zelf ook nog onuitstaanbaar. Bedenk het dan: Jezus stelde er een eer in om dit te doen. Hij, die Heer is, deed hetzelfde als jij. En als het niet je werk is, maar je hebt je moeder of je vader, en het kost je eigenlijk te veel tijd; of je hebt een kind, en er is iets, hij of zij heeft veel zorg nodig, en het heeft je lange jaren van je leven gekost, en voor je gevoel ben je achterop geraakt, anderen hebben van alles kunnen doen, maar jij niet, jij was aan het zorgen, bedenk het dan: Jezus stelde er een eer in om dit te doen. Hij, die Heer is, deed hetzelfde als jij. En als je samen ouder wordt en de één wordt steeds kwetsbaarder en jij zit vast, hij heeft je nodig, ze heeft je nodig, bedenk het dan: Jezus stelde er een eer in om dit te doen. Hij, die Heer is, deed hetzelfde als jij.
O, en dan nog één ding. Als je daar een beetje een antenne voor hebt, dan voel je dat zo’n leven in dienstbaarheid je ook weer arrogant kan maken, neerkijkend op degenen die wel met chique visitekaartjes in dure kantoren zitten. Iemand die dat mooi kon zeggen was de filosoof Friedrich Nietzsche een eeuw geleden, over de slavenmoraal van christenen, de strategie van zwakkelingen om zich toch beter te kunnen voelen dan de meer geslaagden; en hij had natuurlijk wel gelijk, helaas, want zo is het ook gegaan. Daarom, ook als je dat zelf voelt, die neiging tot arrogantie: terug naar het begin van Johannes 13. Het begint niet met een oproep om het ook te doen; het begint met dat Hij knielt bij jou, en zegt dat jij het nodig hebt, dat Hij voor je knielt, zich vernedert om voor jou het ultieme slavenlot te ondergaan. Jij hebt dat nodig; ik heb dat nodig; dus laat er geen moment iets van arrogantie in ons opkomen. Nee, laat het dankbaarheid zijn, en verwondering: Hij knielt bij mij, Hij wast mij, Hij geeft zich voor mij – en laat in dankbaarheid mijn leven een leven van knielen, zorgen en geven zijn.
Amen.
terug